De afwatering van het poldergebied De Moeren is sedert eeuwen een moeilijke evenwichtsoefening door de extreem lage ligging van het gebied. De Moeren situeren zich in de kustvlakte aan weerszijden van de Frans-Belgische grens tussen Veurne, Duinkerke en Bergues.
In het verre verleden waren de Moeren een waddegebied die in westelijke en noordwestelijke richting rechtstreeks in verbinding stond met de zee. Door de ontwikkeling van een duinengordel (Cabourg) werd de verbinding met de zee meer en meer afgesloten en ontstond een waterplas. Om hygiënische redenen en omdat waterplassen weinig rendabel waren startte W. Cobergher tussen 1616 en 1648 met de drooglegging. Hij legde de verhoogde Ringsloot aan waarin het water werd opgepompt door 23 windmolens. In een latere periode werden de Moeren om militair-strategische redenen meermaals onder water gezet.
Een internationale Frans-Belgische overeenkomst van 26 juni 1890 en 8 maart 1968 regelen de grensoverschrijdende waterafvoer. De afwatering van zowel de Belgische als de Franse Moeren gebeurt via Canal des Moëres en Canal des Chats richting Duinkerke.
Gelet deze afwatering naar Duinkerke al meermaals voor problemen zorgde, is het de bedoeling om in geval van extreem hoge waterstanden een alternatieve afwatering te voorzien.
In het kader van het grensoverschrijdend overleg, tussen Vlaamse en Franse waterbeheerders, zijn er na verschillende jaren voorbereiding, europese subsidies bekomen binnen het interreg project "Mageteaux".
Via de Speievaart en een nieuw visvriendelijk vijzelgemaal van 2,5 m³/s wordt het Ringsloot verbonden met het Kanaal Duinkerke - Veurne - Nieuwpoort.
De werken werden uitgevoerd in 2020 en 2021 en kosten in totaal 2,5 mio euro incl. BTW. De europese subsidies voor dit project bedragen 500.000€.