Naast de honingbij komen er ook 30 soorten hommels en bijna 300 soorten solitaire bijen voor in Vlaanderen. Vooral deze tweede groep is minder gekend, maar om zo'n minst even boeiend. Elke solitaire bijensoort heeft wel zijn eigen specialiteit en eigenaardigheid. Daarnaast zijn er nog verschillende soorten hommels met elk hun bezigheid.
De honingbij (Apis mellifera) is een gedomesticeerde bijensoort, oorspronkelijk afkomstig uit Afrika. Vroeger leefde de honingbij vooral in lichtrijke bossen, maar al snel werd deze soort door mensen gehouden om zo honing als zoetstof en ook bijenwas te verkrijgen. De honingbij leeft in grote kolonies met een koningin (vruchtbaar vrouwtje), werksters (onvruchtbare vrouwtjes) en darren (mannetjes).
De honingbij is geel-bruin tot grijs gekleurd en licht behaard. Tussen de verschillende rassen zijn er kleurverschillen. Er kunnen twee ondersoorten worden onderscheiden, die elk nauwer verwant zijn aan hun soortgenoten in Afrika, dan dat ze onderling verwant zijn.
De honingbij is essentieel voor de bevruchting van veel planten. Omdat ze plantvast zijn honingbijen van groot belang voor de landbouw. Ze bezoeken steeds bloemen van eenzelfde soort plant en zijn daardoor zeer effectieve bestuivers.
Solitaire bijen vormen een grote groep inheemse bijen die allemaal solitair leven. In Vlaanderen zijn er ongeveer 300 soorten solitaire bijen in verschillende vormen, kleuren en groottes. Bij deze soorten maakt ieder vrouwtje een apart nest. Afhankelijk van de soort wordt het nestje anders opgebouwd: ofwel met bladeren, zand, leem, dood hout,... Sommige solitaire bijen lijken in groep te leven, omdat ze dicht bij elkaar nestjes maken.
Net als de honingbijen zijn de solitaire bijen erg belangrijk voor de bestuiving van planten. Er kan een onderverdeling worden gemaakt bij de solitaire bijen tussen generalisten en specialisten.
Enkele veelvoorkende soorten in Vlaanderen zijn: zijdebij, maskerbij, groefbij, metselbij en slobkousbij.
Hommels hebben in vergelijking met honingbijen langere beharing, waardoor ze ook beter aangepast zijn aan het leven in koudere klimaten. De hommelkoninginnen vliegen al heel vroeg in het voorjaar uit om een nieuwe kolonie te stichten. Hommels leven net als honingbijen in kolonies, zij het in veel kleinere éénjarige kolonies met meestal een honderdtal exemplaren. Overwinteren doet de hommelkoningin echter alleen, net zoals dit het geval is bij wespen.
Veel hommelsoorten trekken direct naar twee- en meerjarige planten omdat deze meer nectar te bieden hebben. Hommels specialiseren zich per soort vaak ook op één of enkele plantensoorten. Dit maakt dat er weinig concurrentie bestaat tussen de verschillende hommelsoorten.
Enkele veelvoorkomende soorten in Vlaanderen zijn: aardhommel, tuinhommel, boomhommel, akkerhommel en weidehommel. Door het verdwijnen van specifieke biotopen zoals bloemenrijk grasland zijn ook een aantal hommelsoorten zeldzaam geworden: heidehommel, grashommel, boshommel, steenhommel en zandhommel.
Naast bijen en hommels hebben we nog tal van andere insecten die in onze tuin rondvliegen. Hoewel ze vaak op elkaar gelijken zijn ze toch heel verschillend. Zo worden bijen en hommels meer dan eens verward met (limonade)wespen, waardoor ze onterecht vervolgd worden. Ook zweefvliegen zijn hier soms het slachtoffer van.